In Nederland zien we vandaag de dag al dat er een algemeen tekort aan werknemers is en dat er een discrepantie is tussen wat mensen leren en
kunnen en wat de arbeidsmarkt nodig heeft. Ook de instroom op de arbeidsmarkt sluit niet aan bij de vraag naar kennis en vaardigheden. Instromers met een economische achtergrond hebben vaak moeite om passend werk te vinden, terwijl er een tekort is aan technisch opgeleide studenten.
Als deze discrepantie tussen arbeidsvraag en -aanbod in stand blijft, zal dit leiden tot aanzienlijk onderpresteren van de Nederlandse economie. We moeten ons realiseren dat technologie door mensen moet worden gefaciliteerd om economische groei en productiviteitsgroei mogelijk te maken. Uit een studie van Boston Consulting Group (BCG) blijkt dat digitale technologie alleen kan leiden tot duurzaam succes als de hele organisatiestructuur en -cultuur zich naar die vernieuwing richten. Als een bedrijf niet investeert in de juiste vaardigheden, leiderschap en cultuur, leidt nieuwe technologie tot weinig vooruitgang. Op landelijk niveau wordt de economische groei geremd als vacatures in nieuwe banen niet kunnen worden ingevuld. Het feit dat de productiviteitsgroei achterblijft, terwijl de technologische vooruitgang doorgaat, is een belangrijke aanwijzing dat bedrijven hier inderdaad moeite mee hebben.
Techniek leidt alleen tot innovatie en productiviteitsstijging als mensen nieuwe vaardigheden leren om de techniek toe te passen. Deze wetmatigheid is van alle tijden. ‘Nieuwe banen’ (als in ‘voorheen niet bestaand’) moeten worden ingevuld met daarvoor goed opgeleide mensen. In een gezonde en concurrerende arbeidsmarkt is jaarlijks gemiddeld 1% van alle banen nieuw’.
Nederland bevindt zich momenteel op een kantelpunt, waar het belang van het ontwikkelen van de juiste vaardigheden sterk toeneemt. Wat er de komende decennia echt anders gaat zijn dan voorheen, is dat het arbeidsaanbod niet meer groeit met 0,8% per jaar, maar zal stabiliseren en na 2021 zelfs licht zal krimpen. In het verleden konden ‘nieuwe banen’ vrijwel allemaal worden gevuld door recent opgeleide instromers. Daarnaast was er voldoende instroom om ook de mensen die met pensioen gingen in bestaande banen te vervangen (vervangingsvraag).
Bij een krimpend arbeidsaanbod zullen de ‘nieuwe banen’ een relatief grotere aanspraak doen op de instroom. De vervangingsvraag in de banen die echt moeten blijven, zal dus voor een groot deel opgevuld moeten worden door mensen die al op de arbeidsmarkt aanwezig zijn. We zullen dus actief moeten aansturen op de afbouw van bestaande banen waar dat logisch mogelijk is, om zo capaciteit vrij te maken en deze mensen te laten doorstromen naar ander werk.
Voor veel van deze mensen zal reskilling nodig zijn: het ontwikkelen van vaardigheden om de overstap te kunnen maken naar een ander beroep. Een bijzonder complexe exercitie waar we als samenleving nog geen goed werkend model voor hebben ontwikkeld.
Daarnaast zullen in vrijwel alle banen de benodigde digitale vaardigheden toenemen. In circa de helft van alle bestaande banen neemt de behoefte aan digitale vaardigheden zo sterk toe, dat er een noodzaak is om tot een gestructureerde aanpak voor upskilling te komen: het ontwikkelen van vaardigheden gericht op het meegroeien met de veranderende vraag naar technische vaardigheden binnen het eigen beroep (bijvoorbeeld door te leren omgaan met nieuwe software of het bedienen van een machine op de werkvloer).